top of page

De CMR-limiet bij diefstal door de vervoerder

Indien bij internationaal wegvervoer de lading beschadigd raakt of zelfs geheel verloren raakt door bijvoorbeeld diefstal, geldt als uitgangspunt een eventuele, beperkte aansprakelijkheid van de vervoerder (hierna: CMR-limiet). In dit blog wordt stilgestaan bij deze beperkte aansprakelijkheid en de uitzonderingen daarop. Bijvoorbeeld als een vervoerder een (belangrijke) rol heeft gespeeld bij de diefstal van uw lading. Dan zit u namelijk toch wel met een probleem: hoe kunt u de waarde van de lading dan nog terugkrijgen? In dit blog gaan we in op de recente ontwikkeling binnen de rechtspraak waarbij een beroep op de CMR-limiet werd afgewezen.


CMR-limiet

Lang heerste in Nederland een strikte toepassing van de CMR-limiet bij bijvoorbeeld diefstal. Dit betekende dat de ladingbelanghebbende moest bewijzen dat de vervoerder opzet had op de diefstal van de lading, of dat deze daar bewust roekeloos mee omging. Met opzet werd bedoeld dat de vervoerder willens en wetens handelde: hij wilde de lading stelen en deed dat ook. Van daaraan gelijk te stellen schuld (in Nederland: bewuste roekeloosheid) is sprake wanneer de vervoerder zich zodanig gedraagt, dat het hem bekend moet zijn dat daar schade uit kan ontstaan, hij zich er van bewust is dat de kans op schade aanzienlijk groter is dan de kans dat geen schade ontstaat, terwijl dit hem niet weerhoudt van dat (roekeloze) gedrag. Dat was een hoge drempel, omdat in het overgrote deel van de gevallen het bewijs van opzet of bewuste roekeloosheid nagenoeg onmogelijk te geven was. De ladingbelanghebbende (veelal de opdrachtgever) moest bewijzen dat door de gedragingen van de vervoerder de kans dat de diefstal zou plaatsvinden aanzienlijk groter was dan de kans dat dit niet zou gebeuren. Bovendien moet de ladingbelanghebbende bewijzen dat de chauffeur op het moment van zijn gedragingen daadwerkelijk wist dat het mis zou gaan. Zelfs in gevallen waarin de vervoerder duidelijke veiligheidsinstructies opzettelijk en stelselmatig negeert – waardoor diefstal mogelijk is – was nog steeds niet voldaan aan deze drempel waardoor de vervoerder nog steeds een beroep kan doen op de CMR-limiet. Voor de vervoerder was een beroep op de CMR-limiet in een Nederlandse procedure zo goed als gegarandeerd, maar de rechter lijkt daar recentelijk toch deels van terug te willen komen.


Drie voorbeelden

We gaan de huidige stand van de rechtspraak bespreken aan de hand van drie voorbeelden uit de praktijk. [1] Het eerste voorbeeld betreft een geval waarin de vervoerder betrokken is bij de diefstal. In het tweede voorbeeld voldoet de vervoerder niet aan een motiveringsplicht en in het laatste geval schakelt de vervoerder een dief in.


1 | Vervoerder betrokken bij diefstal

Na een transport blijkt de (waardevolle) elektronicalading te ontbreken. Volgens de opdrachtgever was duidelijk dat de chauffeurs van de vervoerder betrokken zijn bij de diefstallen. Dit hebben de chauffeurs namelijk bekend tegen de politie en zij zijn daarvoor strafrechtelijk vervolgd. De rechtbank komt tot de conclusie dat de chauffeurs opzet hadden op de diefstal. Daarom komt de vervoerder geen beroep toe op de CMR-limiet en is hij onbeperkt aansprakelijk.


2 | Vervoerder motiveert onvoldoende

In het tweede geval werden zeven pallets elektronica gestolen en ingeruild voor een lading titaniumdioxide, een stof die vooral gebruikt wordt in verf, dat schade toebracht aan de overgebleven drie pallets. In de procedure stelt de vervoerder eerst – in tegenspraak met de stelling van de opdrachtgever – dat de lading nooit tussentijds is uitgeladen om plaats te maken voor de titaniumdioxide. Volgens hem waren de elektronica en de stof gelijktijdig ingeladen. De rechtbank maakt daar korte metten mee. De opdrachtgever kon aantonen met documenten dat de lading wél in twee stappen is ingeladen. Bovendien bleek aan de hand van camerabeelden dat de trailer van de vrachtauto die vervoerder gebruikte volledig vol zat na het inladen van de pallets. Er was dus geen plaats meer voor de titaniumdioxide. Vervolgens stelde de vervoerder dat het aan zijn opdrachtgever was om te bewijzen dat haar chauffeurs opzettelijk dan wel bewust roekeloos hadden gehandeld. Dat kon niet bewezen worden. Toch oordeelde de rechtbank dat de vervoerder geen aanspraak kon maken op de beperkte aansprakelijkheid in het CMR-verdrag: in het geval dat een beroep op opzet of bewuste roekeloosheid wordt gedaan, geldt een verzwaarde motiveringplicht voor de vervoerder. Hij kan dan niet volstaan met stilzwijgen, maar is verplicht om zoveel als mogelijk openheid van zaken te geven. In ieder geval moet hij onderbouwd en gedocumenteerd aangeven wat de waarschijnlijke oorzaak is van het verlies van de lading dat zich immers heeft afgespeeld binnen het domein van de vervoerder. Hiermee neemt de rechtbank geen omkering van de bewijslast aan, maar komt zij toch de opdrachtgever tegemoet. In hoger beroep is dit oordeel in stand gebleven. Ook het hof is het dus eens met deze benadering.


3 | Vervoerder schakelt dief in

In het derde voorbeeld gaat het erom dat een opdrachtgever een transportbedrijf inschakelt, dat op haar beurt weer een andere vervoerder de opdracht geeft om daadwerkelijk te vervoeren. De daadwerkelijk vervoerder neemt de opdracht aan en de lading verdwijnt vervolgens met de noorderzon. De opdrachtgever spreekt daarop de eerste vervoerder aan. Die staat namelijk in “als ware het zijn eigen daden [voor de] daden van […] wie hij zich voor de bewerkstelliging van het vervoer bedient”, de daadwerkelijk vervoerder dus (artikel 3 CMR). De rechtbank gaat mee met dit argument. Daarbij komt nog dat een beroep van de daadwerkelijk vervoerder om de schade over de hele schakel te verspreiden, wordt afgewezen. De daadwerkelijk vervoerder moet dus het volle schadebedrag vergoeden.


Afronding

We hebben gezien dat tot voor kort een beroep op de CMR-limiet door de vervoerder bijna gelijkstond aan een voor haar gunstige uitspraak, maar dat daar inmiddels verandering in is gekomen. Vooral in gevallen waarin de vervoerder zelf een hand heeft gehad in de diefstal, niet open is geweest over de haar beschikbare informatie of wanneer zij de daadwerkelijke dief heeft ingeschakeld, kan worden afgeweken door de lagere rechtspraak van de CMR-limiet en voor volledige aansprakelijkheid van de schadevergoeding worden geoordeeld. Dat is meer in lijn met de landen om ons heen dan voorheen. Ook lijkt nu duidelijk dat men bij een beroep op de CMR-limiet niet geduldig op de handen kan zitten en wachten hoe de tegenpartij zich stukloopt op de bewijshobbel van opzet/bewuste roekeloosheid. Dit zijn goede bewegingen om onrechtvaardige beperkingen in de schadeomvang die moet worden vergoed aan banden te leggen.


Meer weten?

Heeft u te maken met ladingdiefstal? Of heeft u een andere juridische vraag over het transportrecht, dan kunt u contact opnemen met één onze advocaten, die jarenlang expertise hebben opgebouwd binnen dit vakgebied.

[1] De voorbeelden zijn ontleend aan het online artikel ‘Doorbreking van de CMR-limiet in Nederland onmogelijk?’ van Th. Giesbertz..

bottom of page