top of page

Welk recht is van toepassing op internationale chauffeurs? Update 2023

Bijgewerkt op: 9 aug. 2023

De Hoge Raad heeft zich op 17 november 2023 wederom uitgelaten over de vraag welk recht toepasselijk is op de arbeidsovereenkomst van Hongaarse chauffeurs in het internationale wegvervoer. Aanleiding was een cassatieklacht tegen een uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Eerder al gaf de Hoge Raad aanknopingspunten voor de beantwoording van deze vraag in dezelfde zaak die toen werd behandeld door het gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Na het lezen van deze update weet u welke aanknopingspunten van bijzonder gewicht zijn om te bepalen of het recht van een ander land dan het gewoonlijke werkland van toepassing is.


Feitelijke situatie

Wat is er aan de hand? Tien Hongaren zijn werkzaam als internationaal vrachtwagenchauffeur. Zij hebben een schriftelijke arbeidsovereenkomst gesloten met een Hongaars transportbedrijf. Dit bedrijf heeft een Nederlandse zuster en een Nederlands moederbedrijf. De arbeidsovereenkomsten bevatten geen rechtskeuze. De cao Beroepsgoederenvervoer is evenmin van toepassing verklaard. De chauffeurs stellen evenwel dat het Nederlandse (cao) recht van toepassing is en vorderen loon naar de Nederlandse maatstaven, waarbij zij aan hun werkgever mededelen dat zij in ieder geval tijdelijk geen gehoor zullen geven aan oproepen voor het verrichten van werkzaamheden. Daarop worden de chauffeurs met onmiddellijke ingang ontslagen.


Procedure

In 2017 heeft het gerechtshof ’s-Hertogenbosch geoordeeld dat de Detacheringsrichtlijn niet van toepassing was, dat Hongaars recht op de arbeidsverhouding van de chauffeurs met Silo-Tank van toepassing is omdat Hongarije hun ‘gewone werkland was dan wel, in ieder geval, het land warmee de arbeidsovereenkomsten het meest verbonden waren’ in de zin van het Europees en internationaal toepasselijke recht. Ook verwees het gerechtshof naar de zaak Schlecker van het Europees Hof van Justitie van de Europese Unie.


De Hoge Raad vernietigde deze uitspraak omdat het gerechtshof verzuimd had om in zijn beoordeling elk van de gezichtspunten te betrekken die volgens Europese rechtspraak met name in aanmerking moeten worden genomen bij het vaststellen van het gewoonlijke werkland. Vervolgens verwees de Hoge Raad de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor verdere behandeling. Aldus geschiedde. Nu is er echter wederom cassatieklachten ingediend, en wel tegen het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.


Gewoonlijke werkland

De eerste klacht heeft betrekking op het criterium van het ‘gewoonlijke werkland’. Volgens artikel 8, lid 2 van de Rome I-verordening, wordt de arbeidsovereenkomst beheerst door het recht van het land waar de arbeid gewoonlijk wordt verricht. Het criterium van het gewoonlijke werkland wordt, mede gelet op het arrest Koelzsch dat een toetsingskader geeft dat is toegespitst op de vervoerssector, bepaald aan de hand van alle elementen die de werkzaamheid kenmerken, alsook de plaats waar de werknemer het belangrijkste deel van zijn verplichtingen jegens zijn werkgever vervult. Daarbij zijn met name van belang de plaats van waaruit de werknemer zijn transportopdrachten verricht, instructies voor zijn opdrachten ontvangt en zijn werk organiseert. Net als de plaats waar zich de arbeidsinstrumenten bevinden. Ook moet de rechter nagaan in welke plaatsen het vervoer hoofdzakelijk wordt verricht, in welke plaatsen de goederen worden gelost en naar welke plaats de werknemer na zijn opdrachten terugkeert. Deze opsomming is evenwel niet limitatief.


De eerst klacht ziet erop – kort gezegd – dat het gerechtshof zich onvoldoende aan dit toetsingskader heeft gehouden. Het hof had namelijk gewicht toegekend aan de omstandigheid dat de instructies voor de transportopdrachten uit Nederland werden gegeven en dat het werk van uit Nederland werd georganiseerd. De Hoge Raad oordeelt dat hiermee is uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting, omdat nu juist bepalend was van waaruit de werknemer zijn instructies heeft ontvangen en waar hij (werknemer) zijn werk organiseert. Aldus is niet, althans niet zonder meer bepalend, waar werkgever zijn instructies verstrekt en waar hij (werkgever) zijn werkzaamheden organiseert.


Een andere motiveringsklacht zag op het feit dat de chauffeurs hun vakantiebriefjes in Nederland moesten inleveren. Daartegen voerde de Hongaarse transportonderneming aan dat vakantieaanvragen bij haar moesten worden ingediend en dat incidenteel op andere plaatsen ingediende formulieren naar haar werden doorgezonden. Bovendien geschiedden de ziekmeldingen conform Hongaars recht. Dit in acht nemende, zo oordeelt de Hoge Raad, kon het gerechtshof niet zonder nadere motivering vaststellen dat de ziekmeldingen en verlofaanvragen (ook) plaatsvonden in Nederland.


Nauwere band dan gewoonlijke werkland

Soms kan toch het recht van een ander land dan het gewoonlijke werkland toepasselijk zijn. Dit kan wanneer dat andere land een nauwere band heeft met de arbeidsovereenkomst. De rechter dient bij diens beoordeling rekening te houden met alle omstandigheden die de arbeidsbetrekking kenmerken, waarbij belangrijke betekenis toekomt aan de vraag in welk land de werknemer belastingen en heffingen op inkomsten uit arbeid betaalt, en in welk land hij is aangesloten bij de sociale zekerheid en de verschillende pensioen-, ziektekostenverzekerings-, en invaliditeitsregelingen. Ook dient de rechter rekening te houden met omstandigheden zoals de criteria betreffende de vaststelling van het salaris en de andere arbeidsvoorwaarden, aldus de Hoge Raad.


Als de rechter oordeelt dat sprake is van een land met een (kennelijk) nauwere band dan het gewoonlijk werkland met de arbeidsovereenkomst, behoeft dit motivering. Daaruit moet blijken waarom uit het geheel der omstandigheden zo’n kennelijk nauwere band met dat land bestaat die rechtvaardigt dat een uitzondering wordt gemaakt op het uitgangspunt van toepasselijkheid van het recht van het gewoonlijke werkland. De vaststelling dat op een plaats buiten het gewoonlijke werkland het loon feitelijk wordt vastgesteld, volstaat hier niet zonder meer. Ook de overweging dat het betalen van belastingen en sociale premies in een bepaalde plaats geen gevolg is van een keuze voor dat land als werkland maar alleen van het feit dat de werknemers daar woonden, is onjuist nu Europese jurisprudentie reeds heeft uitgemaakt dat niet van belang is wat de reden is dat een bepaald land belasting en sociale premies worden betaald. Het hof miskende daarmee dat in een bepaald land belastingen en sociale premies worden betaald, als zodanig van belang voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een nauwere band met een ander land dan het gewoonlijk werkland. De uitspraak van het gerechtshof kan dan ook niet in stand blijven, aldus de Hoge Raad.


Weer op weg

De chauffeurs en hun voormalig werkgever kunnen de weg weer op… Deze keer verwijst de Hoge Raad naar het gerechtshof Amsterdam. Wordt vervolgd dus. Het is nu in ieder geval (nog) meer duidelijk hoe dient te worden bepaald welk recht van toepassing is bij grensoverschrijdende arbeid, meer specifiek bij internationaal wegvervoer, omdat de Hoge Raad heeft bepaald dat gekeken moet worden naar alle omstandigheden van het geval, met name in welk land belastingen worden betaald en waar de werknemer sociale zekerheidsaanspraken geniet. Bovendien weten we nu dat de omstandigheid dat op een bepaalde plaats het loon wordt vastgesteld onvoldoende is om op basis daarvan alleen te bepalen dat het recht van een ander land dan het gewoonlijk werkland van toepassing is. Indien u vragen heeft bij grensoverschrijdende arbeid, dan kunt u contact opnemen met één van onze advocaten om u een eind op weg te helpen.

bottom of page