Vrijstelling voor geretourneerde goederen
- thelder8
- 29 jul
- 3 minuten om te lezen
Casus
Op 12 juni 2025 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie zich uitgelaten over de vrijstelling van btw conform de btw-richtlijn en het DWU. Het ging om een casus waar een Zweedse eigenaar zijn paarden beschikbaar stelde voor paardenraces in het buitenland. In dit geval ging het over paardrijden in Noorwegen. Gezien Noorwegen buiten het douanegebied van de Unie lag, had de eigenaar zijn paarden bij de terugkeer naar Zweden moeten aangeven bij de Zweedse douaneautoriteiten. Dit had hij echter niet gedaan. Bij een controle kwamen de Zweedse douaneautoriteiten daar vervolgens achter.
Omdat het ging om wederinvoer binnen drie jaar, hadden de douaneautoriteiten geen invoerrechten geheven (mede gelet op artikel 203 van het DWU over vrijstelling van rechten bij wederinvoer). Wel hebben de douaneautoriteiten daar vastgesteld dat volgens de Zweedse btw-wet een bedrag aan btw verschuldigd was geworden.
Wet
Het geschil lag vervolgens in de uitleg van de btw-richtlijn. Volgens de Zweedse wet kwam de eigenaar in principe alleen in aanmerking voor btw-vrijstelling als er geen douaneschuld ontstaat. Bij het niet aangeven van de goederen ontstaat er onder artikel 79 DWU een Douaneschuld. Daarop bestaat wel een uitzondering. Als er sprake is van een vrijstelling van rechten bij invoer die volgt in bepaalde, bij wet vastgestelde gevallen, dan ontstaat er geen douaneschuld, zelfs als niet aan de formele vereisten van het douanerecht is voldaan. Aangezien conform artikel 143 van de btw-richtlijn goederen van btw vrijgesteld worden als deze opnieuw worden ingevoerd en daarbij voor een vrijstelling van invoerrechten in aanmerking komen, rees toen de vraag of de niet-naleving van formele verplichtingen de vrijstelling van btw bij wederinvoer in de weg staan. De vrijstelling uit het artikel vereist immers technisch gezien dat voldaan is aan de formele vereisten. Kan nog steeds gezegd worden dat de goederen in aanmerking komen voor een vrijstelling als niet aan de indieningsvoorwaarden is voldaan?
Conclusie
Volgens het Hof van Justitie van de Europese Unie is het antwoord op die vraag negatief. De bepaling uit het DWU die vrijstelt van invoerrechten, zelfs als er een douaneschuld is ontstaan door het niet voldoen aan de formele vereisten, niet in de weg staat om vrijstelling te verlenen voor btw bij wederinvoer. Dat wil zeggen, als een handelaar of eigenaar zijn paarden terug invoert in het douanegebied van de Unie, de vrijstelling alsnog verleend kan worden, al is er door formele gebreken technisch gezien een douaneschuld ontstaan.
Reden hiervoor is dat de vrijstelling uit artikel 86 lid 6 juist de bedoeling heeft dat er zelfs bij formele gebreken toch nog gebruik kan worden gemaakt van de regeling. Als enkele voorwaarde wordt gesteld dat de uitzonderingsgrond van artikel 86 lid 6 nog steeds geldt. Het niet-naleven van enkele formele vereisten mag geen poging tot bedrog zijn, maar het simpel nalaten aan te geven of aan alle formele vereisten te voldoen is daarvoor niet genoeg.
Dat houdt in dat het de Zweedse autoriteiten alsnog vrij staat vrijstelling van btw te verlenen onder deze regeling en daarmee sluit het Hof van Justitie in dit arrest dan ook af.
Dit arrest lijkt door haar algemene bewoordingen niet alleen toepassing te hebben op regelingen van wederinvoer, maar op alle regelingen die een importeur normaliter zou kunnen gebruiken om vrijstelling van invoerrechten en btw te krijgen, zelfs als niet aan alle formele vereisten is voldaan.
Meer weten?
Als u bij import aangesproken wordt door de douaneautoriteiten, is het verstandig u bij te laten staan door een gespecialiseerde advocaat die u kan helpen met hoe u om moet gaan met de douaneautoriteiten.
Heeft u te horen gekregen dat u een btw-schuld of een douaneschuld heeft gekregen? Of heeft u een andere juridische vraag over douanerecht? Neemt u dan gerust contact op met Wolfs Advocaten. Wij helpen u graag verder.
header.all-comments