Een werknemer heeft niet automatisch het recht om thuis te werken tijdens de coronacrisis, zo blijkt uit een uitspraak in een kort geding.
De feiten
Op 6 mei stuurde een werkgever een e-mail naar zijn werknemers. Volgens de e-mail werden de werknemers vanaf 8 mei weer op kantoor verwacht.
Op 7 mei werd een persconferentie gehouden door minister-president Rutte waarin hij stelde dat thuiswerken tot 1 september de standaard blijft.
Naar aanleiding van de persconferentie heeft één van de werknemers die voornoemde e-mail had ontvangen, een e-mail naar de werkgever gestuurd waarin hij aangaf tot 1 september thuis te willen werken.
De werkgever gaf de werknemer geen toestemming om thuis te werken.
De Wet flexibel werken
Werkgever en werknemer belandden uiteindelijk voor de rechter. De rechter moest oordelen over de toepasselijkheid van artikel 2, lid 10 van de Wet flexibel werken. Volgens de werkgever was artikel 2, lid 10 van de Wet flexibel werken van toepassing. Dit lid bepaalt dat, indien een werkgever minder dan 10 werknemers in dienst heeft, de overige bepalingen van artikel 2 niet van toepassing zijn. Daarom hoefde de werkgever niet aan het verzoek van de werknemer te voldoen.
Beslissing
De rechter oordeelt dat een werkgever de aanwezigheid van de werknemer op de werkplek mag eisen. Dit is geen 'slecht werkgeverschap', ook al heeft de overheid geadviseerd om thuis te werken. De reden hiervoor is dat de werkgever in kwestie verschillende maatregelen had genomen om te zorgen voor een veilige werkplek.
Ook stelde de werkgever dat de aanwezigheid van de werknemer vereist was gezien de aard van de werkzaamheden.
Meer weten?
Neem gerust contact op met één van onze advocaten.
Comments