Exhibitieplicht van art. 843a Rv en de grenzen daaraan
- yannick voncken
- Jun 13, 2023
- 4 min read
We (en dan doel ik niet alleen op advocaten maar ook op rechtzoekenden waaronder met name ook ondernemers) kennen allemaal het probleem dat er sprake is van een vordering op een wederpartij, maar dat we over onvoldoende informatie c.q. stukken beschikken om die vordering in een procedure hard te maken, terwijl we weten dat de wederpartij wel over de betreffende informatie c.q. stukken beschikt. In het verleden was dat vaak een probleem omdat de hoofdregel was dat niemand verplicht was onder hem berustende bescheiden aan een derde, zoals een contractspartij, ter inzage te geven. De wetgever heeft aan dat probleem een aantal jaren geleden een einde gemaakt door invoering van art. 843a van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
De exhibitieplicht
Art. 843a Rv geeft echter geen vrijbrief om onbeperkt afgifte van bescheiden te vorderen om aan de hand daarvan te onderzoeken of er wellicht bij de andere partij sprake is van aansprakelijkheid voor schade. Wanneer een partij weet dat een andere partij bekend is met de inhoud van een schriftelijk bewijsmiddel maar dat niet zelf in zijn bezit heeft en wanneer hij dat stuk nodig heeft om in een procedure zijn vordering te kunnen onderbouwen c.q. bewijzen, dan kan hij een vordering op grond van art. 843a Rv instellen. Dat kan in een bodemprocedure, maar ook bij wijze van tegenvordering (reconventionele vordering). Wanneer er voldoende spoedeisend belang is kan dat ook middels een kort geding of als voorlopige voorziening.
De vereisten
Art. 843a lid 1 Rv bepaalt dat hij die daarbij rechtmatig belang heeft, op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel kan vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij is/zijn, en wel van degene die die bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft. Onder bescheiden worden niet alleen schriftelijke bescheiden verstaan maar ook bescheiden die op een gegevensdrager zijn aangebracht.
Blijkens voornoemd lid 1 moet dus voldaan zijn aan drie cumulatieve voorwaarden:
1. Degene die afgifte c.q. inzage vraagt moet daarbij een rechtmatig belang hebben. Dat belang moet relevant zijn voor zijn rechtspositie. Dan gaat het in de praktijk meestal om een bewijsbelang: de verzoekende partij moet de stukken nodig hebben om aan de op hem rustende bewijslast te kunnen voldoen. Het is zaak dat de verzoekende partij voldoende concrete feiten en omstandigheden stelt waaruit zijn belang blijkt. De rechter die over het verzoek beslist, weegt daarbij de belangen van de betrokken partijen: de verzoekende partij mag bij toewijzing van het verzoek geen onredelijk voordeel genieten terwijl de wederpartij bij toewijzing van het verzoek geen onredelijk nadeel mag lijden.
2. Het moet gaan om "bepaalde bescheiden". Er is geen sprake van een algemeen inzage- of afgifterecht van bescheiden; de verzoekende partij moet de stukken die hij wil inzien of waarvan hij afgifte vraagt met naam en toenaam en zo concreet mogelijk omschrijven. De specificering van de gevraagde informatie of stukken is noodzakelijk voor de rechter om te kunnen beoordelen of de verzoeker een rechtmatig belang heeft bij de inzage. Zo is een verzoek tot afgifte van een volledig dossier met betrekking tot een bepaald project gedoemd te mislukken. De toelichting bij de wet bepaald dat het niet alleen gaat om papieren stukken maar dat het ook kan om gegevens op andere gegevensdragers dan papier, zoals film, foto, cd's/cd-rom, dvd, geluidsbanden, computerbestand, e-mails, USB sticks, tachograafschijven en dergelijke.
3. Er moet sprake zijn van een rechtsbetrekking tussen de verzoekende partij aan de wederpartij. Met andere woorden: de verzoekende partij moet zelf partij zijn en in een concrete relatie staan tot degene bij wie inzage in of afgifte van stukken wordt gevergd. Dat kan een contractuele relatie zijn, maar ook een onrechtmatige daad-relatie. Dit vereiste impliceert, zo werd lang gedacht, dat geen stukken bij derden kunnen worden opgevraagd, althans dat derden niet op grond van meer genoemd artikel gedwongen kunnen worden inzage in of afgifte van stukken te verstrekken. Algemene opvatting in de rechtspraak is echter inmiddels dat dat, onder omstandigheden, wel kan.
De wijze waarop inzage, afschrift of uittreksel moet worden verschaft wordt, aldus lid 2 van voornoemd artikel, door de rechter bepaald. Lid 3 bepaalt dat dit artikel niet ziet op informatie/stukken die zogenaamde geheimhouders (artsen, notarissen, advocaten) uit hoofde van hun beroep onder zich hebben. Tot slot bepaalt lid 4 dat degene bij wie inzage in of afgifte van stukken wordt gevraagd zich daartegen kan verzetten wanneer hij daarvoor zogenaamde gewichtige redenen heeft maar ook wanneer hij kan aantonen dat de verzoekende partij de stukken niet nodig heeft voor een behoorlijke rechtsbedeling.
Praktijk voorbeeld
Een voorbeeld in de praktijk vormt een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam in het faillissement van het alom bekende Palm Invest. De curator van Palm Invest overweegt de ABN AMRO Bank aansprakelijk te stellen voor schade die Palm Invest heeft geleden als gevolg van wanprestatie en/of onrechtmatig handelen van die bank. Ter beoordeling van aansprakelijkheidstelling van de bank en de eventuele kansen in een procedure vraagt de curator op grond van voornoemd artikel inzage in en afschrift van diverse bescheiden, waaronder alle overeenkomsten die tussen de gefailleerde en de bank ooit gesloten zijn, alle tussen de betreffende partijen gevoerde correspondentie, alle interne notities, rapporten van intern onderzoek door de bank etc. etc. De rechtbank wijst dat verzoek af. De rechtbank geeft aan, zoals wij ook hiervoor hebben gezien, dat de verzoekende partij nauwkeurig dient aan te geven wat de aard van de vordering is en in hoeverre de hem bekende bescheiden, waarover hij niet beschikt kunnen strekken tot bewijslevering voor de vaststelling van de rechtspositie; en verder overweegt de rechtbank dan dat het betreffende artikel geen vrijbrief geeft om onbeperkt afgifte van bescheiden te vorderen om aan de hand daarvan te onderzoeken of er wellicht aansprakelijkheid bestaat voor schade. Met andere woorden: art. 843a Rv mag niet gebruikt worden voor een zogenaamde fishing-expedition.
Conclusie
Moraal van dit verhaal: geef u er rekenschap van dat wanneer u een vordering op een derde heeft maar over onvoldoende stukken beschikt om die vordering hard te kunnen maken, u (wellicht) gebruik kunt maken van voornoemd artikel om de wederpartij te dwingen inzage in of afgifte van bepaalde stukken te verstrekken. Keerzijde van de medaille is natuurlijk dat een wederpartij u wellicht ook via bedoelde weg kan dwingen om inzage in of afgifte van stukken van u te vorderen.
Mocht u over de afgifte van stukken/documenten of andere procesrechtelijke vragen hebben, aarzel dan niet contact op te nemen met Peter Kostons of met een van de andere advocaten van Wolfs Advocaten.
Dit blogbericht is geplaatst op 21 april 2020
Comments